Wat doen als de werkgever geen outplacement aanbiedt?

Het gaat hier over de situatie waarin uw werkgever een spontaan aanbod moest of een aanbod moest doen omdat u er uitdrukkelijk om heeft gevraagd.

Als uw werkgever zijn verplichtingen niet nakomt, kan u toch nog outplacement krijgen op kosten van uw werkgever. Hoe dit gebeurt en waar u uw outplacement dient aan te vragen, hangt af van de plaats waar uw werkgever gevestigd is. 

Uw werkgever is gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, het Waalse Gewest of het Vlaamse Gewest

In het kader van de Zesde Staatshervorming hebben deze gewesten de regeling inzake outplacement overgenomen. De RVA is dan ook niet meer bevoegd om een outplacementcheque toe te kennen of een verplichte bijdrage op te leggen.

U dient zich te richten tot de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling van het gewest waar uw werkgever gevestigd is:

  • ACTIRIS voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
  • FOREM voor het Waalse Gewest;
  • VDAB voor het Vlaamse Gewest.



Voor inwoners van het Duitse landsgedeelte

Onderstaande is enkel van toepassing wanneer de werkgever gevestigd is in een gemeente van de Duitstalige Gemeenschap.

Als de werkgever geen outplacementaanbod heeft gedaan, dan kan de werknemer onder bepaalde voorwaarden bij de RVA terecht voor outplacement. U gebruikt hiervoor het formulier C230.1 dat u vindt op de website ww.rva.be. U vindt alle instructies op dat formulier.

Als uit onderzoek blijkt dat u geen outplacement kreeg terwijl uw werkgever toch outplacement moest aanbieden, zal de RVA u een outplacementcheque bezorgen.

Met die cheque kan u binnen de 12 maanden na de aflevering van de cheque zelf contact opnemen met een outplacementbureau en outplacement volgen. Met deze cheque kan je bij ons terecht.

De RVA zal de kosten van het outplacementbureau betalen, weliswaar begrensd tot 1.500 euro, en recupereert die kosten door uw werkgever een verplichte bijdrage op te leggen van 1.800 euro (waarvan 300 euro administratiekosten).

Voor meer info kan u terecht op https://www.rva.be/nl/documentatie/infoblad/t101  


Hoe moet de werknemer deze aanvraag concreet doen bij de RVA?

De werknemer moet een schriftelijke aanvraag indienen bij het kantoor van de RVA, bij voorkeur met het formulier C 230, binnen een termijn van 6 maanden vanaf het tijdstip waarop hij zijn werkgever in gebreke stelt. Tewerkstellingen van minder dan 3 maanden verlengen deze termijn.

Als de werkgever spontaan een outplacement moest aanbieden, moeten de volgende bewijsstukken worden toegevoegd:

  • een kopie van de ontslagbrief;
  • een kopie van het formulier C4;
  • een kopie van het schrijven waarmee de werknemer de werkgever tijdig in gebreke stelde omdat hij niet binnen de 15 dagen nadat de arbeidsovereenkomst een einde heeft genomen, spontaan een outplacement aanbood of omdat het aanbod volgens de werknemer niet geldig is;
  • een verklaring van de werknemer waaruit blijkt dat de werkgever niet binnen de maand positief gereageerd heeft op de ingebrekestelling.

Als de werkgever niet spontaan een outplacement moest aanbieden, moeten de volgende bewijsstukken worden toegevoegd:

  • een kopie van de ontslagbrief;
  • een kopie van het formulier C4;
  • een kopie van het schrijven waarmee de werknemer uiterlijk 2 maanden na de kennisgeving van het ontslag zijn aanvraag om outplacement bij de werkgever of bij het fonds hebt ingediend;
  • een kopie van het schrijven waarmee de werknemer de werkgever tijdig in gebreke stelde omdat hij niet binnen de 15 dagen na het verzoek een outplacement aanbood of omdat het aanbod volgens de werknemer niet geldig is;
  • een verklaring van de werknemer waaruit blijkt dat de werkgever niet binnen de maand positief gereageerd heeft op de ingebrekestelling.

Indien er een afwijkende procedure in de sector bestaat, moet het bewijs geleverd worden dat deze afwijkende procedure werd gevolgd.

Wat doet de RVA dan?

De RVA gaat na of de werknemer voldoet aan alle voorwaarden om te genieten van een outplacement via de RVA. Hiertoe zal de RVA contact opnemen met de werkgever.

Binnen een termijn van één maand, te rekenen vanaf de aanvraag van de werknemer, zal de RVA aan de werkgever vragen om een rechtvaardiging te geven voor het niet aanbieden van het outplacement waarop de werknemer recht heeft. Hij beschikt vanaf de kennisgeving van deze vraag (= 3 werkdagen na verzending) over een termijn van 15 kalenderdagen om een antwoord te geven.

De RVA zal de rechtvaardiging onderzoeken en er uitspraak over doen.

De outplacementcheque

Als blijkt dat de werkgever ten onrechte geen geldig en concreet aanbod heeft gedaan, zal de werknemer van de RVA een outplacementcheque krijgen.

De werknemer kan met deze outplacementcheque terecht bij elk outplacementbureau.

De begeleiding moet aangevat worden binnen de 12 maanden te rekenen vanaf de datum van aflevering van de outplacementcheque en moet voldoen aan alle voorwaarden vermeld in de toepasselijke cao 82.

De RVA zal de kosten van deze outplacementbegeleiding betalen, met een maximum van 1.500 euro. Het outplacementkantoor kan hiervoor contact opnemen met het lokale kantoor van de RVA dat de outplacementcheque aan de werknemer heeft bezorgd.

De RVA zal deze kosten recupereren via de werkgever, aangezien die een verplichte bijdrage van 1.800 euro krijgt opgelegd. De kosten blijven dus toch voor de werkgever.